Uit ontdekkingen in 1867 in een grot ten noorden van de locatie blijkt dat de prehistorische mens hier woonde. Tijdens de Romeinse bezetting bestond er een waadplaats op de Maas en waarschijnlijk was ook hier sprake van enige bewoning. De vondst van Merovingische graven in 1897 in het gehucht Bouyet, bevestigt dat ook de Merovingers bij wijze van spreken hun tenten opsloegen in Bouvignes.Â
Pas in de loop van de tiende eeuw kwam Bouvignes toe aan de graven van Namen. Zij verleenden het zijn eerste voorrechten in 1213. De donjon van het feodaal kasteel werd in de twaalfde eeuw gebouwd op een rotsuitsteeksel boven het dorpje, dat zich toen volop ontwikkelde. Dit grote kasteel zal verder evolueren tot in de vijftiende eeuw. Beetje bij beetje omringde de stad zich met muren, torens en poorten. De bouw van de Sint-Lambertuskerk wordt meestal gesitueerd omstreeks 1200, maar er zijn aanwijzingen dat er al eerder een gebouw stond.Â
Het stadje ging zich al snel toeleggen op de koperslagerij, die het bijna drie eeuwen lang befaamd en machtig maakte. Het was ook het startschot van een eindeloze oorlog met Dinant, de Luikse rivaal. Omstreeks 1320 richtten de inwoners van Bouvignes de toren van CrèvecÅ“ur op. Een jaar later belegerde de prins-bisschop van Luik Bouvignes, maar zelfs met versterking van de Dinantezen waren zijn pogingen tevergeefs. De Luikse legers hadden niet veel meer geluk in juli 1430, toen ze bijna een maand lang inbeukten op de muren van de stad, alweer zonder succes. In 1430 kocht Filips de Goede, hertog van Bourgondië, het graafschap Namen, en Bouvignes maakte dan deel uit van de bezittingen van het Huis van Bourgondië.Â
Onder het bewind van Keizer Karel stond de stad, die partij trok van de val van haar rivaal in 1466, op het toppunt van haar economische macht. Maar deze welvaart was van korte duur, want de Franse koning Hendrik II smeedde een plan om de Spaanse Nederlanden in te nemen. Aan het hoofd van een aanzienlijk leger kwam hij op 8 juli 1554 aan de muren van de stad aan. De inwoners waren niet bestand tegen de aanvallen van de Franse artillerie en nog de dag zelf werd de stad ingenomen en leeggeroofd. De ongelukkige stad kwam korte tijd nadien onder het gezag van Keizer Karel, werd volledig geruïneerd en liep leeg. Nochtans wordt de stad heropgebouwd, met behoud van een zeer kenmerkende plattegrond voor de nieuwe middeleeuwse steden. Ze ondergaat later nog nieuwe belegeringen: in 1578, op bevel van Don Juan van Oostenrijk, in 1649 en 1655 wanneer de Fransen de stad opnieuw bezetten. In 1683 weert ze een volgende aanval van de Fransen af toen deze Dinant bezetten. Tot slot zullen ze op 24 januari 1698 Bouvignes aan Spanje teruggeven. Het verval zat er aan te komen en gaat verder in de Oostenrijkse tijd, ondanks de vele voorrechten. Bouvignes zal langzaam afzakken naar de rang van dorp en zal nooit meer de vroegere bloei kennen. Â
Na de onafhankelijkheid van België wordt Bouvignes een gemeente, met zowat 800 inwoners. Deze zal niet ontsnappen aan de verwoestingen van de oorlogen van 1914 en 1940. De ironie van het lot wil dat Bouvignes op 1 januari 1964 verdwijnt als autonome entiteit en deel wordt van de stad Dinant, die oude, zo gehate rivaal…
Etymologie
(1184 Bovinis, 1229 Bovingnes): Er mag redelijkerwijs van uitgegaan worden dat het gaat om een afleiding van het Latijnse woord "bos" (rund) en dat Bouvignes dus "La ferme aux boeufs" of de runderhoeve zou betekenen. (Carnoy, 1939)