Ville de Dinant NL
Vous êtes ici :  Historisch erfg > Dorpen > Sorinnes
Sorinnes  

De grootste deelgemeente van Dinant (1180 ha) ligt aan weerskanten van de weg Dinant-Luik, op 5 km van Dinant. Het is een agglomeratie die opgesplitst is in een oud centrum rond de kasteelhoeve en vooral negentiende- en twintigste-eeuwse woningen. De huizen staan langs de weg of in de richting van Foy-Notre-Dame. Hoogte: 270 m aan de drempel van de kerk. Oppervlakte: 1180 ha.

Oudste vermelding: Sorina in 1064.

Betekenis: of naar het Latijnse antroponiem, Surius of Saurus; of naar het Germaanse sûra,  vochtig.

Bijnaam: in het Waals: sorène, sorin'was – sorin'wès.

Sorinnes omvat ook de gehuchten Gemmechenne, Chenois, Jauvelan, Taravisée, Tige de Sorinnes.
Een stukje geschiedenis
Enkele overblijfselen van Romeinse constructies (villa’s) en Gallo-Romeinse graven getuigen van menselijke bewoning vanaf de eerste eeuwen van onze tijdrekening. Dat was zeker te danken aan de nabijheid van de weg van Dinant naar Ciney. Later wordt Sorinnes een mooi voorbeeld van de complexe feodale bewegingen tijdens het ancien régime.
Dit belangrijk grondgebied maakt immers deel uit van de proosdij Poilvache en dus van het graafschap Namen. Een deel van het dorp hangt echter af van het feodale hof van Luik. De weg van Dinant naar Ciney wordt vaak genoemd als de grens van verschillende invloedzones.
Het Luikse deel (naar Thynes) behoort al zeer vroeg tot de bezittingen van de familie  Beaufort-Spontin die het in 1464 nalaat aan de abdij van Leffe. De abt wordt heer van  Sorinnes tot in 1530, wanneer hij het goed overdraagt aan Willem van Waha.  De familie  Villenfagne koopt de grond in 1599 en blijft er meester van tot aan het einde van het ancien régime.
Het Naamse deel, dat deel uitmaakt van Poilvache, wordt in 1681 verenigd met het eigendom van de familie Villenfagne.
De parochie wordt bediend door de abdij van Leffe. De abten van Leffe nemen deze taak op zich, lang vóór ze heer worden van de locatie, zoals blijkt uit een tekst uit 1211. Een moeilijke zaak was wel dat het gebouw op Luikse grond stond, maar dat de inwoners grotendeels in het Naamse deel woonden (naar Foy).
Sorinnes wordt een gemeente bij de reorganisatie in het kader van de Revolutie. In die tijd worden de goederen van de pastoor verkocht als rijksgoederen (zoals de abdij van Leffe). Ze worden overgekocht door een monnik en daarna weer verkocht aan baron de Villenfagne, die ze in 1845 aan de kerk teruggeeft.

Sorinnes zal ook de stempel van de oorlog 14-18 dragen, want op 22 augustus worden bijna alle inwoners (380 op 425) gegijzeld en wordt het dorp in brand gestoken. Het ging volledig in de as op, met uitzondering van het kasteel, de nabijgelegen hoeve en de kerk. De gijzelaars werden acht dagen lang opgesloten in de kerk van Leignon.

Erfgoed

De kerk: Sorinnes heeft al een kerk in 1152, maar daar is niets meer van over. De huidige kerk in renaissancestijl werd gerestaureerd in 1777 en vergroot in 1860, door toevoeging van een travee met ramen en vooral door de bouw van de gevel in breuksteenwerk en van de klokkentoren. In het portaal staan twee renovatiedata. De kerk heeft maar één beuk. Ze is opgedragen aan de heilige Martinus (317-397), de bisschop van Tongeren die beroemd werd omdat hij zijn mantel met een arme deelde. Hij is de patroonheilige van de kleermakers, de lakenwevers en bontwerkers. Hij beschermt de ruiters en beschermt ook tegen dysenterie.

De pastorie: De pastorie ligt vlak naast de kerk, en werd net als de kerk zelf in 1777 gebouwd. Ze werd tijdens de revolutie als rijksgoed aangeslagen en verkocht. De monnik die de kerk kocht, verkocht ze later aan baron Guy de Villenfagne. Deze schonk ze terug aan de parochie in 1845.  Nadat ze op 22 augustus 1914 door de Duitsers in brand was gestoken, werd ze heropgebouwd in 1926, met het traptorentje dat haar nu zo kenmerkt.
Het oude kasteel of de hoeve van de curie: Het oude kasteel van kalkbreukstenen pal naast de kerk werd door de familie de Villenfagne in het begin van de zeventiende eeuw gebouwd. In de bouw werden enkele elementen (stallen, oven) uit de veertiende eeuw verwerkt. De portiektoren dateert uit de zeventiende eeuw en is om veiligheidsredenen omgeven door blinde muren met enkele piepkleine schietgaten.
De familie de Villenfagne, eigenaars van het nabijgelegen terrein, vatte al snel het plan op om een kasteel te bouwen waar het aangenamer wonen was. In die optiek legde ze omstreeks 1650 ook een dreef met kastanjebomen en linden aan, die vandaag naar de ingang van het huidige kasteel leidt.

Het kasteel: Het duurde echter tot 1802 tot dit nieuw gebouw opgetrokken werd. Het kasteel vertoont Franse en Luikse invloeden en is gebouwd in baksteen en blauwe steen, die van in het begin roze gekalkt zijn. Het hele interieur is wit geschilderd, ook de traphal.  
In 1867 krijgt de gevel van het kasteel een ander uitzicht met de toevoeging, op de hoeken, van twee vierkante torens onder paviljoenen à la Mansart. Omstreeks 1911 werd het park hertekend en werd de kleine zijtoren (rechts), die zo apart oogt, opgetrokken. De dreef met kastanjebomen aan de achterkant van het kasteel dateert van 1802.

De hoeve van Jauvelan: Het grondgebied van Jauvelan wordt vanaf de veertiende eeuw vernoemd, en is eigendom van Henri de Javlain die in Dinant woont. Dit leengoed maakte deel uit van het grondgebied van de proosdij Poilvache en leek in die tijd niet erg groot (± 12 ha). Vandaag is de hoeve van Jauvelan een uitgestrekte vierhoek van kalkbreukstenen, onder een zadeldak, uit de achttiende en de negentiende eeuw. Een deel van de stallen, het bakhuis en de stallingen dateren inderdaad uit 1738 en 1845. De portiek werd gebouwd in 1803 en het huidige woongedeelte dateert van 1855.

De hoeve van Sorinnes: Deze grote hoeve in U-vorm werd in de negentiende eeuw met kalkbreukstenen gebouwd. Nu zijn er woningen ingericht. Door de verschillende verbouwingen en toevoegingen ging de harmonie deels verloren.

De hoeve van Chenoy: dit geheel van kalkbreukstenen is nog recenter dan het vorige, namelijk van de tweede helft van de negentiende eeuw. Het werd grondig gerestaureerd in de twintigste eeuw bij de verbouwing in woningen. Het oudste element is een duiventil uit de achttiende eeuw die in de as van het schuurportaal staat.
Hoeve van Gemechenne: Een vierhoek van kalksteenblokken rond een vierkante toren, die bestaat uit nu zeer heterogene gebouwen, maar waarvan de ruwbouw teruggaat tot de achttiende eeuw.