Ville de Dinant NL
Vous êtes ici :  Historisch erfg > Dorpen > Foy Notre Dame
Foy Notre Dame  

De kleinste deelgemeente van Dinant, in oppervlakte, ligt op 7,5 km van de stad, genesteld tussen de weilanden. Het dorp Foy-Notre-Dame strekt zich uit aan een straat die de zachte glooiing van een westelijke helling volgt. Het wordt gedomineerd door het vorstelijke silhouet van de kerk en weerspiegelt nog een mooi contrasterend beeld van een vroeger drukbezocht bedevaartsoord. De kalkstenen huizen dragen nog enkele sporen uit de zeventiende en de achttiende eeuw. Hoogte: 225 m aan de drempel van de kerk. Oppervlakte: 403 ha.


Oudste vermelding: als Foy-Notre-Dame - Virgina Foyensi: 17de eeuw (1609).
Betekenis: Vóór 943: Faid  > fagia in het latijn: hêtraie  (beukenbos) > Fays (Achêne) als familienaam "Duchêne = Dufays"

Bijnaam: Les Sabotis (klompenmakers).
Bedevaart van de Dinantezen naar Foy op pinkstermaandag: bedevaart van de inwoners van Rochefort (28 km) en van Houyet sinds 1626 (pest).

Om de zeven jaar: bedevaart "onder de wapens".

Een stukje geschiedenis


De geschiedenis van Foy-Notre-Dame begint pas in 1609. Op een dag moest Gilles de Wanlin, timmerman van beroep, een grote eik omhakken voor de bouw van een boot. In het hart van de boom vond hij een Lievevrouwbeeld.  
Het is de tijd van de religieuze opleving na de Contrareformatie. In die context krijgt dit grondgebied een al even onverwachte als internationale lotsbestemming door de vondst van het beeldje. Omstreeks 1613 laat de baron van Celles (Vêves) er een kapel bouwen. In 1616 wordt een eerste mirakel gemeld. Door de toestroom van gelovigen en na het bezoek van de aartshertogen Albrecht en Isabella in 1619, benoemt de prins-bisschop de prelaat van de abdij van Leffe, Jean Noiret, tot bestuurder van het heiligdom en van de bedevaarten. De kapel wordt vervolledigd met een beuk en er worden enkele gebouwen opgetrokken om de bedevaarders te herbergen.
De ontwikkeling van de verering van de Heilige Maagd van Foy is uiteraard toe te schrijven aan spontane volksdevotie, maar is zeker ook van politiek belang. Het protestantisme richt in die tijd een ware ravage aan en dus krijgt de Jezuïetenorde – onder meer – de opdracht om overal waar ze vertegenwoordigd is, nieuw leven te blazen in de verering van Maria, de heiligen en andere zaligen.
Meteen na de inzegening groeit de kerk van Foy-Notre-Dame dus uit tot een symbool van de strijd tegen de hervorming. Daarvan zijn twee getuigen:
- het plafond met 145 houten vlakken, waarin een honderdtal heiligen of zaligen afgebeeld staan. Zo willen de schenkers duidelijk maken dat zij, in tegenstelling tot de protestanten en de iconoclasten, de uitverkorenen van God vereren en dat die verering en uitbeelding alle recht van bestaan heeft. Dit was hun – luisterrijke – manier om bij de aanvang van de zeventiende eeuw – de Moeder van God, Koningin der aartsvaders, de profeten, de apostelen, de martelaars, de biechtvaders, de maagden en alle heiligen te verheerlijken. 
- het tweede bewijs van hun opzet is de opdracht in gouden letters aan weerskanten van het tabernakel, die herinnert aan de context waarin deze kerk werd opgetrokken en ingezegend. Deze opdracht eindigt met: "… qui rendirent la T.S. Vierge célèbre par le monde entier pour l'éternelle confusion des iconoclastes et l'affermissement de la foi reçue de nos aïeux.  L'an 1626". (die de allerheilige maagd beroemd maakten in de hele wereld, ter eeuwige verwarring van de iconoclasten en versterking van het geloof dat we van onze voorouders kregen. Het jaar 1626).
Foy-Notre-Dame ontstond dus uit deze, in feite zeer alledaagse, vondst. Het dorp krijgt beetje bij beetje vorm rond de kerk, maar zonder ooit groter te worden dan de huidige omvang (± 40 gezinnen). Oorlogen drukken verschillende keren hun stempel op de site, en de Maagd zal in die periodes worden verborgen in Dinant (1650-74-86) of gestolen, zoals in 1696, door de Hollandse geconfedereerden, die de kerk plunderen.
Foy-Notre-Dame wordt een gemeente in het kader van de reorganisatie na de Franse Revolutie. Boisseilles wordt een gehucht van de gemeente.
Eind de negentiende eeuw wordt het blazoen van Foy-Notre-Dame opgepoetst door de priesters Félix Fries (1892-1906) en Charles Petitjean. De eerste zal door zijn historisch onderzoek het uitzonderlijk belang van de site aantonen en bekomt dat de kerk in 1898 wordt beschermd en gerestaureerd door architect Auguste Van Assche. De tweede zorgt er dan weer voor, met de steun van monseigneur Heylen, bisschop van Namen, dat zowat 10 000 bedevaarders naar het dorp komen in 1909. De stroom bedevaarders komt weer op gang. Die zelfde priester zal, in aanwezigheid van de primaat van België kardinaal Van Roey en van de vertegenwoordiger van de koning, de 25ste verjaardag van de kroningsfeesten in 1934 organiseren. Een stoet van 6 000 figuranten schetst de roemrijke tijden van het kleine Mariadorp. In Foy worden tweeëntwintig beelden van kerken waar de maagd nog steeds wordt vereerd, meegedragen. Meer dan 30 000 mensen wonen de plechtigheden bij.
Op 24 en 25 december 1944 moet Foy-Notre-Dame echter nog enkele laatste stuiptrekkingen van de tweede wereldoorlog ondergaan. Daar belandden immers de soldaten van het Von Rundstedt-offensief die het Amerikaanse front in Buissonville hadden gebroken. De Engelsen die in Sorinnes waren gelegerd, terwijl de Amerikanen Dinant bewaakten, gingen ten aanval op deze heel bijzondere Kerstdag. Er viel geen enkel plaatselijk slachtoffer, maar de 22 huizen werden beschadigd. Aan de kerk was slechts lichte schade.

Erfgoed

De kerk en de barok ogende kruisweg aan de ingang van het kerkhof uit 1633 zijn beschermd. De bronzen platen bovenaan werden tijdens de kroningsfeesten in 1909 op het kapelletje geplaatst. Daarnaast is ook de doorgang (ôrvô) langs de herberg van de bedevaarders beschermd (uit de zeventiende eeuw).  De herberg zelf werd in de achttiende eeuw gebouwd.