Ville de Dinant NL
Albert HUYBRECHTS  

Albert Huybrechts (Dinant, 1899 – Sint-Pieters-Woluwe, 1938)


Hoe het begon

Joseph-Jacques Huybrechts wordt geboren als vierde kind van Antwerpse cabaretiers. Maar zijn oom Franz Servais is een Namenaar en een virtuoos cellist. En zo gebeurde het dat Joseph-Jacques, pas afgestudeerd van het conservatorium van Antwerpen, op een dag aangeworven wordt als cellist in het Casino van Dinant. Hij huurt een kamer aan de rue d’Enfer, bij de familie Paquet. Gustave Paquet is kleermaker bij het Huis Henin, zijn echtgenote Coupienne is huishoudster. Het echtpaar heeft drie kinderen.
Op 6 oktober 1897 treedt Joseph-Jacques Huybrechts in het huwelijk met de oudste dochter, Berthe Paquet. Ze blijven in het huis aan de rue d'Enfer wonen. Albert wordt er geboren op 12 februari 1899, Marcelle in 1904. In dat jaar wordt de vader aangeworven als contrabasspeler in de Munt. Het gezin verhuist naar de Veeweydestraat nr. 125 in Anderlecht. Daarna trekt het in het nummer 83 van dezelfde straat, waar Jacques, kunstschilder en biograaf en fervent verdediger van zijn broer-musicus, het levenslicht zal zien.

De muziekstudies


1905: Albert wordt naar de school van de Broeders Maristen in Anderlecht gestuurd. Met sinterklaas krijgt hij de Hanlet buffetpiano die hij zijn hele verdere leven zal gebruiken. Zijn vader leert hem de beginselen van de muziek. Hij kan vroeger noten dan letters lezen.
1906-1911: Albert studeert piano. Omstreeks 1908 beslist zijn vader om hem naar de gemeenteschool te sturen, waar hij sterk onder het ellendige milieu lijdt. Hij wordt voorgesteld voor de pianoklas op het Conservatorium, maar wordt geweigerd. Met het idee voor ogen om hem te laten aanwerven in de muziekkapel van het Gidsenregiment besluit zijn vader een hobospeler van hem te maken.
1912: Hij start bij het Conservatorium van Brussel en wint een eerste Prijs Notenleer op het Concours in 1913.
8 november 1914: Eervolle vermelding Hogere Notenleer – Tweede Prijs hobo met onderscheiding.
1915: Eerste prijs hobo met onderscheiding.
1919: 1ste Prijs Contrapunt met onderscheiding (klas van Paulin Marchant).
1920: 2de Prijs fuga (klas van Joseph Jongen). Beweegreden van de jury: te langgerokken fuga, irrelevante inleiding van een dubbel onderwerp.
1922: Herroeping met onderscheiding van de 2de prijs fuga.
 
De zorg voor een gezin


1913: De familie Huybrechts woont in een arbeidershuisje met een grote tuin, aan de Veeweydestraat, 83 in Anderlecht.
1914: Wanneer de oorlog uitbreekt, is het gezin in Brussel. De vader is in Zwitserland, de grootouders Paquet wonen in Dinant. Het huis aan de rue d'Enfer wordt in brand gestoken en de grootvader ontsnapt nipt aan de dood. Ze vluchten naar Brussel. Niemand zal nog naar zijn plaats van afkomst terugkeren.
1918: Albert, die al in speelt in orkesten van musichalls, zoals het Palais d'Eté en de  Folies-Bergères, wordt aangeworven bij het Alhambra en is dan de enige kostwinner van het gezin. 
1920: Vader sterft op 23 maart in het ‘Dispensaire des Artistes’. Op de vooravond van zijn dood noteert hij een gedachte: "Mijn hart is een kerkhof waar herinneringen rusten". Albert geeft alles uit wat hij heeft aan de begrafenis en het gezin heeft zelfs niets te eten de volgende dag.
1924: Geeft pianolessen. Het gezin erft een som geld van een Naamse oom, zodat Albert uit het ‘vak’ kan stappen om zich aan het componeren te wijden.
1925: Om volop partij te trekken van het geld dat hij nu heeft, koopt en verkoopt hij tweedehandspiano’s. Het lukt niet. Het geld van de erfenis is bijna op. Hij zet zich weer aan de hobo, met het oog op een aanwerving of van eventuele vervangingen in orkesten. Geeft notenleer aan zijn jonge nicht Marguerite Paquet, de dochter van oom Georges.
1926: Op 18 maart komt een eerste telegram aan: "Congratulations. Quartette wins Ojay Valley Price". Op 3 april volgt een tweede: "Coolidge Price awarded to you for your Sonata". Deze berichten van roem en rijkdom (2000 dollar toen komt nu overeen met 40.000 euro) uit een wereld waar hij zo vaak van droomde, klinken onwerkelijk als ze ook echt aankomen. 
1931: De Muziekstichting Koningin Elisabeth verleent hem (op zijn verzoek) een reisbeurs van 10.000 BEF (+/- 250 euro). Hij had een reis naar Parijs voorgesteld, maar vertrekt niet. Hij betaalt zijn schulden en voorziet in de noodzakelijke huishoudelijke behoeften.
Hij koestert al lang veel belangstelling voor de paardenrennen en wedt volgens een bepaalde methode, in de hoop om een beetje geld op te strijken. De onderverhuur van de appartementen levert amper genoeg op om de huishuur te betalen die geregeld stijgt.
1932: Op aanbeveling van een vriend van zijn vader, bestelt het Institut Saint-Louis in Brussel podium- en koormuziek voor de Agamemnon van Aischylos, die zal opgevoerd worden om de 75ste verjaardag van de stichting van het instituut te vieren. De overeengekomen prijs is 8.000 frank (200 euro vandaag). Genoeg om een jaar van te leven.
1933: Het geld is weer op en dus moet er ook weer verhuisd worden, dit keer naar een kleine benedenverdieping in de aanpalende F. Gaystraat.
1934: Albert biedt zich aan als muziekcriticus voor België bij het beroemde Amerikaanse tijdschrift Musica America, dat op zijn voorstel ingaat.
Om te overleven, wordt – tevergeefs – naar een betrekking als conciërge gezocht. De woning aan de Gaystraat wordt onhoudbaar en dus gaat het naar de Eggerickxstraat, dit keer op het nummer 6.
Hij solliciteert voor de functie van directeur bij het Conservatorium van Doornik. Hij richt een ontroerende smeekbede aan de koning, die hij laat overmaken aan het Ministerie van Openbaar Onderwijs. Deze administratie antwoordt dat de gemeenteraad over de betrekking beslist. Hij gaat dus maar ter plekke om zich aan een politieke spilfiguur voor te stellen. Hij slaagt erin om zich te laten aanbevelen bij de burgemeester. Streeft naar de invloed van een commissaris uit de hoge bankwereld. Vraagt de steun van de kardinaal. Uiteindelijk haalt de kandidaat van de oppositiepartij het.
Op 12 december stuurt hij een lange smeekbede naar Mw. Coolidge, waarin hij zich verbitterd beklaagt over zijn situatie en stelt dat hij besloten heeft om naar de Verenigde Staten te komen als ze hem een betrekking als leraar in een muziekschool kan aanbieden. Hoewel de brief in het Engels werd vertaald om beter begrepen te worden, kwam er blijkbaar nooit antwoord. 
1935: Solliciteert zonder succes voor de functie van directeur van de muziekschool van de gemeente Sint-Gillis (Brussel).
1936: Jean Absil beseft hoe erg hij er materieel voorstaat en laat hem zetelen in de jury van zijn muziekschool, in ruil voor aanwezigheidspenningen.
De mislukkingen in Doornik en op de radio bewijzen dat hij niets betekent in de wereld en dat zijn pogingen om te overleven vergeefs zullen zijn als hij verder weigert om mee te draaien in deze wereld die hij vaak minachtte en altijd ontvluchtte. Dat is de oorzaak van al zijn ellende, zoveel is nu wel zeker.
Uiteindelijk is hij bereid om de nodige stappen te zetten, maar dan wel zonder afbreuk te doen aan zijn muziek, de deugd en het gezin. De zoektocht komt laat op gang. Waar kan hij nog heen? Waar zal hij broederlijk en met achting voor zijn waarde onthaald worden? Hij heeft uitgesproken meningen, is partijloos, heeft een druk innerlijk leven en geen godsdienst, een verfijnde cultuur maar geen opleiding.
Enkel zijn kunst vertegenwoordigt hem en enkel zijn deugd strekt hem tot eer. Waar zal hij als dusdanig aanvaard worden, zonder zijn originaliteit op te offeren? Hij deed al de gekste pogingen, van Deense honden fokken tot een plan om paddenstoelen te kweken. En nu de speculatie op de beurs ook met een sisser afliep, waarom zich niet wagen aan het gokspel en zijn geheimen? Een neef, verstokt gokker, heeft een wedmethode voor het nieuwe modieuze spel, Jai-Alai (Baskisch pelottespel). Ondanks de positieve statistieken voor de hele zomer, heeft hij geen cent meer in te zetten!
J. Absil maakt zich nu wel erg ongerust. Hij vraagt J. Jongen om een deel van zijn harmonielessen aan Albert over te dragen. Op 8 februari 1938 deelt J. Jongen hem officieel mee dat hij harmonie mag doceren in de lagere cyclus aan het Conservatorium…

Een zwakke gezondheid


In 1925 wordt hij definitief afgekeurd voor het leger, hij leed aan een inflammatoire fimose. Vanaf 1935 gaat zijn gezondheid zienderogen achteruit. In januari 1938 begint hij sterk te beven tijdens een bezoek aan de Beelaerts. Er wordt aan een nare griep gedacht. De arts is er echter gerust op. Acht dagen later moet hij een bovenmenselijke inspanning leveren om zijn les te gaan geven. Hij verzinkt in een lethargische toestand. In de nacht van 20 februari krijgt hij de laatste zorgen van een arts. Hij overlijdt aan een uremiecrisis op 21 februari in de ochtend. Albert Huybrechts ligt begraven op het kerkhof van Sint-Pieters-Woluwe, in het gehucht Stokkel.